Over ‘hen’ en ‘hun’

Ernie Ramaker



In het moderne geschreven Standaardnederlands bestaat volgens sommigen een onderscheid binnen de voorwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud. Er is dan een vorm hun voor het meewerkend voorwerp (of derde naamval) en een vorm hen voor de andere gevallen (of vierde naamval). Een aantal voorbeelden van correcte zinnen volgens dit systeem (dat ik verder zal aanduiden als het systeem-Van Heule naar de geestelijk vader Christiaen van Heule):

(1) Hij heeft hen geslagen.
(2) Hij heeft hun een boek gegeven.
(3) Hij heeft een boek aan hen gegeven.

We zien dat alleen zin (2), waar het persoonlijk voornaamwoord meewerkend voorwerp is, hun krijgt. Na een voorzetsel volgt altijd hen. Het systeem-Van Heule wordt meestal op school onderwezen als onderdeel van de Nederlandse schrijftaal.


De zeventiende-eeuwse wetenschapper Christiaen van Heule wordt beschouwd als de uitvinder van het verschil tussen hen en hun. In zijn werk De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst uit 1625 beschrijft hij de Nederlandse naamvallen, door hem gevallen genoemd, als volgt:

NoemerNominativusDe Noemer is een geval in het welk een ygelic Naemwoort niet gebogen en is als Vader, Mensch, Hemel, Goet, Swart, Beesten, Vrouwen.
BaererGenitivusIn den Baerer is eene buyginge welke uyt de Naemwoorden spruyt als Des Vaders, des Hemels, der Vrouwe.
GeverDativusIn den Gever is eene buyginge welke geschiet in het woort aen het welk iet gegeven wort als Ik geeve den Man, Men geeft den armen Dieren.
AenklagerAccusativusIn den Aenklager is eene buyginge, welke geschiet in het woort aen het welk eene werkinge gedaen wort als Hy sloug den goeden Man, Ick hieuw den Boom ter Neer.
RouperVocativusIn den Rouper blijven de woorden onverandert gelijc den Noemer als ô Mannen, ô Vrouwen.
OfnemerAblativusIn den Ofnemer worden de woorden geboogen met de Voorzettinge Van, als vanden Man, van den Velde.

Hij neemt dus termen uit de Latijnse grammaticatraditie, vertaalt ze in het Nederlands en geeft er een definitie van. Dit Latijnse systeem is niet noodzakelijkerwijs geschikt voor een beschrijving van het Nederlands. Zo is er geen vormverschil tussen noemer en rouper (de schrijfwijze met cursieve o is om de ‘ou’ te onderscheiden van een andere klank ‘ou’), en dus ook geen grammaticale basis voor twee verschillende naamvallen. Ook de ofnemer is twijfelachtig: waarom zou je de constructie van den man als aparte naamval aanduiden, maar bijvoorbeeld voor den man of aen den man niet?

Die laatste twee naamvallen van Van Heule, rouper en ofnemer, zijn dan ook in de vergetelheid geraakt in de traditionele grammaticale beschrijving van het Nederlands. Maar dat het Nederlands vier naamvallen heeft hoor je nog vaak beweren, ook op school. Volgens het systeem-Van Heule hebben we bij het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud:

eerste naamvalnominatiefzij
tweede naamvalgenitiefhun
derde naamvaldatiefhun
vierde naamvalaccusatiefhen


Ik denk dat het meer nadelen dan voordelen heeft om vast te houden aan dit Latijnse model voor de Nederlandse grammatica. Als we naar het moderne geschreven Standaardnederlands kijken, is het alleen het woord zij (meervoud) dat een verschil in verbuiging vertoont tussen derde en vierde naamval. Bovendien zijn er maar weinig gebruikers van het Standaardnederlands die hen en hun nauwkeurig volgens de datief/accusatief-verdeling gebruiken, omdat dit onderscheid ondanks bijna vierhonderd jaar onderwijs nooit tot de spreektaal is doorgedrongen. De mensen krijgen dus geen ‘aangeboren’ gevoel voor het systeem-Van Heule mee; ze leren het op school. Dat is te laat om er een echt gevoel voor te ontwikkelen. Het is niet voor niets dat de Taaladviesdienst van Onze Taal een lijst heeft gemaakt met honderden hen/hun-twijfelgevallen, terwijl ze geen lijst hebben van de/het-twijfelgevallen of een lijst van werkwoorden die met zijn in plaats van hebben vervoegd worden in de voltooide tijd.

Het bestaan van een datief naast een accusatief in het Nederlands is dus gebaseerd op los zand. Hetzelfde kan – in mindere mate – gezegd worden van de genitief. Het zijn alleen de bezittelijke voornaamwoorden die de genitief van het Nederlands vormen. De bezits-s die bij eigennamen gebruikt kan worden (Peters fiets), wordt vaak genitief-s genoemd, maar dat is onterecht. Het is een partikel. Bij een echte naamvalsverbuiging verwacht je dat alle onderdelen van een naamwoordgroep verbogen worden, maar bij de bezits-s is dat niet het geval:

(1) Jan Peter Balkenendes regering
(2) *Jans Peters Balkenendes regering

Alleen zin (1) is grammaticaal. De -s wordt geplaatst achter de naamwoordgroep: [Jan Peter Balkenende]+s, en niet, zoals je bij een naamval zou verwachten, achter elk element van de naamwoordgroep. Vergelijk dit met een constructie in de naamvalstaal IJslands:

HúsÓlafsRagnarsGrímssonar
huis-nomÓlafur-genRagnar-genGrímsson-gen
‘Het huis van Ólafur Ragnar Grímsson’

Elk element van de naamwoordgroep [Ólafur Ragnar Grímsson] krijgt hier een genitiefuitgang. Als we het vergelijken met een soortgelijke constructie in de niet-naamvalstaal Deens (die een uitgebreider gebruik van de bezits-s kent dan het Nederlands) zien we duidelijk een verschil:

KongenafDanmarksslot
koning-bepvanDenemarken-skasteel
‘Het kasteel van de koning van Denemarken’

Hier krijgt de hele naamwoordgroep, [kongen af Danmark], een bezits-s. Het Nederlandse gebruik van de bezits-s ligt veel dichter bij het Deense gebruik dan het IJslandse. Het begrip naamval zou ik graag willen reserveren voor een gebruik zoals in het IJslandse voorbeeld, en daarom wil ik de Nederlandse bezits-s geen genitief-s noemen. Het hele begrip naamval is eigenlijk niet zo geschikt voor de beperkte toepassing in het Nederlands. We kunnen beter spreken van verschillende vormen van de persoonlijk voornaamwoorden (het zijn immers alleen de persoonlijk voornaamwoorden die een naamvalsonderscheid zouden hebben). Dat zegt precies wat het is, en suggereert niet een heel naamvalssysteem dat zich ook over andere woordsoorten uitstrekt, zoals dat in bijvoorbeeld het IJslands het geval is. We krijgen dan, geïllustreerd met het mannelijk persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon enkelvoud:

onderwerpsvormhij
bezitsvormzijn
voorwerpsvormhem


Het systeem-Van Heule met zijn onderscheid tussen meewerkend en lijdend voorwerp past hier niet in. Van Heule schrijft over het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud:

Mannelijk:

 Eenvoudig.Veelvoudig.
N. Hy IpseZy ofte Zylieden Ipsi.
B. Zijns, ZijnesHaerer
G. HemHun
A. HemHen
O. Van hemVan hun.

Eenige Geleerden willen hier in de plaetse van Haerer stellen Hunner, om den Baerer des Mannelicken geslachts van den Baerer des Vrouwelicken geslachts te onderscheyden.


Vrouwelijk:

 Eenvoudig.Veelvoudig.
N. Zy IpsaZy ofte Zy lieden Ipsæ
B. Haers ofte Haeres ofte HeuresHeurer
G. Haer ofte HeurHeur ofte Heurl.
A. Haer ofte HeurHeur ofte Heurl.
O. Van Haer ofte Van heurHeur ofte Heurl.

Als men de Voornamen Hy ende Zy aldus onderscheyt zo kan men het onderscheyt welk de Latijnen in die woorden maeken ook mede bequaemelic onderscheyden als Haere Vaders, Patres eorvm, Haerer Vaderen, Patrvm eorvm, Heure Vaders, Patres Earvm, Heurer Vaderen, Patrvm Earvm.


Het maken van grammaticale onderscheiden die in het Latijn bestaan lijkt een belangrijk doel van Van Heule. Hij beschrijft de taal hier niet, hij maakt hem. In zijn tijd gezien is dat heel begrijpelijk. Het Latijn was de taal van de wetenschap en had een hoge status. Tegenwoordig doen we het anders – niemand die nu een grammatica van het Nederlands schrijft probeert zijn taalbeschrijving af te stemmen op het Engels. Het invoeren door Van Heule van het hen/hun-onderscheid is te vergelijken met het afschaffen van het de/het-onderscheid door bijvoorbeeld Van Dale omdat het Engels dat niet heeft.

Opvallend is trouwens dat de ofnemer-vorm van Van Heule van hun luidt. In het huidige systeem-Van Heule zou het van hen moeten zijn. Dit toont nog maar eens aan hoe willekeurig het onderscheid in feite is.


Interessant is wat P.C. Hooft schrijft in zijn Waernemingen op de Hollandsche Tael (ca. 1638):

31. hy declineren wij dus.

Sing :Plur :
hy.zy. Mij zoude best dunken den Datyf te maken hum in Singulari om hem te onderscheiden van den Accusatyf ejusdem numeri, ’t waer ook misschien beter in Ablativo Singulari te zeggen hum, en zouden aldus de Datyf & Ablatyf Singulaer ietwes sweemen na de Pluraelen.
zyns.hunner.
hum.hun.
hem.hen.
o.o.
hem.hun.

Hooft doet hier het voorstel om voor het enkelvoud eenzelfde onderscheid tussen datief en accusatief in te voeren: hum voor datief en hem voor accusatief. Maar ik denk dat dat niet meer dan een voorstel is, want in waerneming 68 somt hij nogmaals de verbuiging van hy op:

68.Singul :   hy, zyns oft zyner, hem, hem, o, hem.
 Plur :  zy, hunner, hun, hen, o, hun.


Het voorstel van Hooft heeft het niet gehaald. Van Heule heeft meer succes gehad. Ik denk dat het tijd is om hen/hun en het idee van Nederlands als naamvalstaal te laten voor wat het is: een poging om de Nederlandse grammatica in een Latijns keurslijf te wringen. De vraag is op welke manier we het beste van het systeem-Van Heule afkomen. Eeuwenlang taalonderwijs volgens dit systeem heeft ons het naamvalsonderscheid niet kunnen bijbrengen, maar heeft er wel voor gezorgd dat hun als voorwerpsvorm, dat in de spreektaal het meeste voorkomt, in veler oren wat vulgair, volks aandoet. Dit beeld wordt misschien versterkt door het feit dat hun in veel Nederlandse spreektaalvarianten ook als onderwerpsvorm voorkomt, terwijl het in geschreven Nederlands volgens het systeem-Van Heule door het beperkte gebruik vrij weinig voorkomt. Daardoor kan het licht een spreektalig karakter krijgen. In ieder geval is er in het geschreven Nederlands sprake van een hun-angst (zo genoemd door Jelle de Vries in Onze Nederlandse spreektaal). De vraag is of dat erg is. Ik denk het niet. In feite maakt het niet zo veel uit welke van de vormen hen en hun je gebruikt voor de voorwerpsvorm. Als je niet op wilt vallen kun je het beste hen gebruiken. Nicoline van der Sijs schrijft in het artikel De stem des volks, waarin ze een onderzoek beschrijft naar het taalgebruik op internet:

Notoir is de verwarring tussen de persoonlijke voornaamwoorden hen en hun. Het verschil tussen deze voornaamwoorden is in 1625 door de grammaticus Christiaen van Heule vastgesteld. Ik heb het gebruik ervan in verschillende contexten bekeken: na een voorzetsel komt bijna altijd het correcte hen voor, als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (‘Ik geef het hun/hen’) wordt vaker het onjuiste hen dan het correcte hun gebruikt, en als lijdend voorwerp (‘Ik zag hen/hun’) heeft het correcte hen verreweg de overhand. In de constructie wat (...) betreft wordt meestal ten onrechte hen gebruikt. In de levende taal heeft hen als persoonlijk voornaamwoord dus in alle gevallen de voorkeur.

Van der Sijs stelt voor om de norm te versoepelen door hem aan te passen aan het gebruik in de werkelijkheid. Ik voel daar wel voor. Je krijgt dan wel een vormverschil tussen spreek- en schrijftaal: in de spreektaal is toch het vaakst hun te horen als voorwerpsvorm. Maar dat vormverschil is er nu toch al, want de meeste mensen gebruiken hen in de schrijftaal. Het aanpassen van de norm – wat eigenlijk niet veel meer inhoudt dan het aanpassen van schoolboeken – naar hen als enige voorwerpsvorm is eigenlijk nauwelijks een wijziging ten opzichte van het gebruik. Het gebruik van hun als voorwerpsvorm, in overeenstemming met de spreektaal, zal toch veel mensen tegen de borst stuiten om bovengenoemde redenen, en daarom zal het veel moeilijker zijn om dat als norm geaccepteerd te krijgen.


Het belangrijkste is dat we ophouden met het systeem-Van Heule te onderwijzen. Het schept verwarring, omdat het een heel naamvalsstelsel veronderstelt dat het Nederlands niet heeft, en in de praktijk houdt vrijwel niemand zich eraan.

Volgens mij verdient de volgende verbuiging voor het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud, gewoon parallel aan die van het enkelvoud en de overige persoonlijk voornaamwoorden, dus de voorkeur voor het geschreven Standaardnederlands:

onderwerpsvormzij
bezitsvormhun
voorwerpsvormhen

Bronnen:


Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.